http://www.beroepseer.nl/blog/?p=71 « Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt over beroepseer in het onderwijs Minister Ab Klink over beroepseer in de zorg » Staatssecretaris Jet Bussemaker over beroepseer in de zorg Beroepseer heeft te maken met trots zijn op je werk, trots zijn op wat je daarin zelf bereikt. De gedrevenheid die je hebt om dat werk te doen, wat je doet, daar waardering voor krijgen. Ik had gisteren een debat in de Kamer over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning - WMO – en na afloop zeiden de medewerkers van het Ministerie dat ze trots op me waren. Dat vond ik echt heel erg leuk om te horen. Werken in het algemeen doe je met je hoofd, met je handen en ook met je hart. Ik denk dat als die drie dingen goed in combinatie zijn, dat je ook de gedrevenheid kan laten zien waarom je dat werk doet en dat dat heel veel zegt over beroepseer´. Ik denk dat als het om de zorg gaat en met name waar ik mee te maken heb - verpleeghuizen, verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg - dat er vaak te weinig waardering is voor de medewerkers en dat ze te weinig het werk kunnen doen waarvoor ze gekozen hebben, het echte zorgen en verplegen. Dus dat ze teveel tijd kwijt zijn met bureaucratie, administratieve handelingen, met allemaal dingen die er omheen gebeuren, maar die niet datgene zijn waarom zij voor de zorg gekozen hebben, namelijk hun oorspronkelijke werk. Ik denk dat het ook te maken heeft met dat er te weinig mogelijkheden zijn in deze sector, vaak niet alleen om de waardering te krijgen, maar ook om je erin te kunnen ontwikkelen en te ontplooien. Dat heeft ook alles met opleidingsmogelijkheden te maken en met leren terug te kijken op je werk. Kortom, het heeft allemaal te maken met wat je eigenlijk wil doen en de mate waarin je dat kan doen, en de omgevingsfactoren die belemmeren dat je dat kan doen waar je echt voor had gekozen. En trots hè, daar gaat het uiteindelijk ook om, dat je trots kan zijn op het werk dat je doet. Dat heeft alles met waardering te maken. Ik hoor van heel veel medewerkers in de zorg dat ze ontzettend blij zijn als ze van patiënten en cliënten horen dat ze blij zijn met de verzorgenden en verpleegkundigen. Dat dat het is waarom ze hier zijn gaan werken´. Mijn uitdaging is, ik heb het in het begin gezegd, dat ik meer aandacht wil voor mensen in en aan het bed, de patiënten en de cliënten, maar ook voor degenen die het werk doen op de werkvloer. Ik heb ook wel eens gezegd, mijn boodschap zou zijn: minder managers en meer aandacht voor het echte werk. Dat betekent dat je ook gaat kijken van hoe je de bureaucratie nu kan verminderen, hoe kan je de administratieve handelingen die nodig zijn verminderen, hoe kun je werkers ook meer vrijheid geven, meer verantwoordelijkheid bij het werk dat ze doen en dat ze dat maar niet elke keer aan anderen, via klokkenschijven, urenschijven moeten aangeven, maar dat ze de waardering krijgen voor het werk dat ze doen´. Voor meer zie het videointerview met Jet Bussemaker op de homepage. Reageer daar en adviseer de staatssecretaris voor 1 juni! This entry was posted on Monday, April 30th, 2007 at 22:55 and is filed under arbeidsvreugde, beroepsEer, zorg. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site. 4 Responses to “Staatssecretaris Jet Bussemaker over beroepseer in de zorg” Binjamin Heyl Says: May 1st, 2007 at 19:18 Geachte staatssecretaris Bussemaker, Sjalom! Als ik met uw visie kennis maak komen er een antal vragen bij mij op. De managers hebben als taak, althans in mijn ogen, om er mede zorg voor te dragen dat de professionals op de werkvloer in gelegenheid gesteld worden om hun beroep nog beter uit te kunnen uitoefenen dan voorheen. Als u ervoor pleit om het aantal managers te verminderen mag ik dan concluderen dat de balans tussen mangers en professionals dermate uit balans is dat daardoor de kwaliteit van zorg er onder lijdt? Dat u een beleid wilt gaan voeren om deze balans weer in evenwicht te krijgen zodat de zorg kwalitatief gaat toenenen? Waarom vindt u mijn volgende voorstel wel of niet goed: U opent een website waarin u aangeeft op welke concrete wijze de balans mangers, professionals wilt gaan herstellen? Vervolgens geeft u aan op welke conctrete wijze u actie gaat ondernemen tegen de bureaucratie; meer vrijheid en verantwoordelijkheid wilt gaan invoeren voor de professionals aan bed en zij die waardering krijgen die u nodig acht. Op deze website kunnen dan de professionals als het ware meedenken met uw ambtenaren die u adviseren. Als u het geen goed idee vindt, waarom niet? Als u het wel een goed idee vindt wanneer zou zo’n website dan voor de professionals geopend kunnen worden? Waarom vindt u mijn volgende voorstel wel dan niet goed. U, uw ambtenaren die u adviseren werken minimaal een week per jaar op een gewone afdeling mee. Ik denk dat u zich dan bewuster wordt waarom uw werk zo van belang is. U, ziet, proeft, ruikt het dagelijke leven en werken in een gezondheidszorginstelling. M.i. zal dat zeer stimulerend kunnen werken op uw wijze van kijken op uw eigen werk in belang van al die duizenden hulpvragers en de professionals aan bed. Als u het geen goed idee vindt, waarom niet? Als u het wel een goed idee vindt, wanneer denkt u hiermee te kunnen beginnen? Hopend dat u met dit schrijven wat kunt en wilt doen, teken ik met hoogachting en vriendelijke groet, Binjamin Heyl Binjamin Heyl Says: May 15th, 2007 at 23:57 Geachte staatssecretaris, Sjalom! Bij de opening van het Joodse Hospice was ik bij de genodigden (15 mei 2007) en luisterde naar de toespraken waaronder die van u. Er werden mooie woorden gesproken. En, zoals gewoonlijk, kwam bij mij de vraag bovendrijven. Wat is nu de essentie van de gezondheidszorg? Ik wil me in dit schrijven beperken tot de intramurale gezondheidszorg en wel gericht op die mensen die tot hun dood hulp behoeven binnen een intramurale gezondheidszorginstelling. Deze regering en de vorige regeringen, alsook de huidige en de voorafgaande 150 volksvertegenwoordigers, alsmede betrokken ambtenaren, zorgverzekeraars, raden van bestuur, directies, alle betrokken hulpverleners en deskundigen op dit terrein hebben in hun devies, althans daar ga ik vanuit: Elke hulpvrager zal alle verzorging en begeleiding ontvangen waardoor hij/zij zijn/haar leven waardig kan doormaken met een optimaal bereikbare kwaliteit van leven. Ik zit inmiddels bijna 45 jaar in het vak als verpleegkundige en hoor deze uitspraak, in allerlei bewoordingen al zoveel jaren. Als leraar heb ik vanuit dit principe ook altijd gedoceerd, zowel bij het vak verpleegkunde als ethiek. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik werkelijk twijfel aan al deze mooie woorden en uitgangspunt. In mijn beleving is, over de groep waar ik het hier over heb, het genoemde uitgangspunt in de praktijk van alledag, zoals dat heet ‘door het ijs gezakt’. Niet vandaag, niet gisteren, maar reeds eergisteren. Het is dan ook om die reden dat ik dit beroep verlaten heb. Hoewel, het blijft ‘trekken’, zodoende werk ik nog twee avonddiensten per maand gewoon ‘aan bed’, op zich heerlijk. Gezien mijn leeftijd en het kleine aantal uren heb ik bedongen dat ik principieel weiger mij te ‘onderwerpen’ aan de ‘papieren romslomp’ en bepaal ik zelf hoe lang ik met de hulpvrager gesprekken voer en doe ik niet mee aan de in mijn ogen, totale flauwe kul van ‘tien minuten gesprekjes’. Weet u, ik ben verpleegkundige en geen administrateur. Verder acht ik mij dermate deskundig dat ik bepaal hoe lang ik met een hulpvrager een gesprek wens te voeren. Dat laatste laat ik mij door niemand dicteren. Zoals aangegeven bevind ik mij in een positie dat ik me dit kan veroorloven. Mijn collega’s, die veel meer uren werken, hebben die ‘luxe’ ten aanzien van de administratie niet, anders loopt de hele boel in de soep. Mijn stelling is: Het papierwerk en de daarbij behorende computer dienen hulpmiddel te zijn om tot optimalere zorg en begeleiding te komen. In mijn beleving is dat absoluut niet het geval. Het papierwerk heeft dermate veel invloed dat zij doel op zichzelf geworden is. Ik mag hopen dat dit niet het geval zal worden bij het door u geopende hospice. Het mankement van de professionals is in mijn ogen dat verpleegkundigen niet tot onvoldoende opgeleid zijn (en worden) om het, zoals ik dat noem, ‘dienen in het wit’ te oversrijgen. Het uitvoerende staat dermate centraal dat er nauwelijks tot geen protest kwam (laat staan met succes) toen de verpleegkundige directeur de laan werd uitgestuurd, de managers veel te veel macht en invloed kregen en het papierwerk een steeds grotere en centralere rol ging spelen. Het feit dan er een beweging op gang is gekomen van beroepszeer naar beroepseer is al meer dan tekenend genoeg. Het geeft aan dat er, ik mag wel zeggen al decennialang een falend beleid is gevoerd van hoog tot laag. Vanuit Den Haag tot aan de professionals aan bed, en alles wat daartussen zit en er indirect bij betrokken is. Bij de behandeling van de geschiedenis van de gezondheidszorg en ethiek heb ik sterk de jaren 1933-1945 betrokken. In deze periode zijn duizenden zieken en gehandicapten op de meest weerzinwekkende wijze afgeslacht. Hoe heeft dit ooit zover kunnen komen. Wie waren hiervoor verantwoordelijk? enz. Het is een leerzaam boek geworden. Zeker ook voor politici en beleidsmakers, zie: http://www.servicepost.nl) Het zal niet meer gebeuren. Staan blijft echter voor mij dat er ook vandaag de dag mensen opgeofferd worden op het altaar van onvoldoende zorg en begeleiding voor de mensen die hun leven afhankelijk zijn van de intramurale zorg. Alle mooie woorden en de professionaliteit van de professionals aan bed ten spijt. Waar het principieel aan ontbreekt is integrale solidariteit en integrale ethiek. De betrokkenen werken op hun eigen eilandje, willen hun positie handhaven, en weten zich onontbeerlijk. De essentiele fout die gemaakt wordt dat velen binnen de gezondheidszorg ampertjes nog weten voor wie zij zich zouden moeten inzetten. Te weten mensen die hulp behoeven. Vanuit hun eigen eilandje bezien gaat het om getallen, meetbare resultaten en wat dies meer zij. Hoevelen die bij de gezondheidszorg betrokken zijn hebben ooit een voet gezet op een afdeling, of komen niet verder dan een keurig voorbereid werkbezoek? Hoe kun je dan, ik zou zeggen ‘lijfelijk’ solidair zijn met deze mensen? Wat wordt dan in vredesnaam verstaan over ethisch handelen, ethische beleids- en bedrijfsvoeringvoering? Het heeft m.i. veel te veel ontbroken om te komen tot een integrale solidariteit en ethiek. Daar staat en valt m.i. de gezondheidzorg mee als we spreken over humane gezondheidszorg. Wat versta ik onder integrale solidariteit en integrale ethiek? Een solidariteit en ethiek die door alle betrokkenen binnen de gezondheidszorg erkend, aanvaard en gedragen wordt. Dat al het handelen en de te nemen beslissingen getoetst worden aan de praktijk van alle dag waar deze mensen geconfronteerd worden. Anders geformuleerd is elke beleidsbeslissing en handelswijze een bijdrage dat de hulpvrager meer kan ervaren dat zij/haar leven waardiger kan doormaken ten gevolge van een toenemende kwaliteit van leven. Zolang dit uitgangspunt niet gehanteerd wordt en niet getoetst wordt aan de praktijk, mag je de vraag stellen of er ethisch niet iets grondigs mis is. Mijn inschatting is dan ook dat het een belangrijke prioriteit is dat de regering, en u als staatssecretaris inzet op integrale solidariteit en ethiek binnen de gezondheidszorg. Binnen alle gelederen van de gezondheidszorg, dus alles en iedereen die daar bij betrokken is zouden verplicht geschoold dienen te worden (met praktijstages op de werkvloer waar de hulpvrager verpleegd, verzorgd en begeleid wordt) in integrale solidariteit en ethiek. Dat wordt een hele klus. Maar het is bittere noodzaak. Hopenlijk dat u met dit schrijven wat kunt doen teken ik met hoogachting en vriendelijke groet, Binjamin Heyl Kikkenstein 2026 1104 TA Amsterdam. Binjamin Heyl Says: May 19th, 2007 at 21:43 Aan: Staatssecretaris Jet Bussemaker Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Sjalom! OP WEG NAAR EEN INTEGRALE ETHIEK BINNEN DE GEZONDHEIDSZORG. ZONVOL OF ZINLOOS? Zoals we weten gaat het in de gezondheidszorg om de hulpvrager. Deze staat centraal, en deze persoon heeft derhalve recht op optimale behandeling, verpleging, verzorging, ondersteuning en begeleiding. We kunnen de doelstelling van de gezondheidszorg dan ook kort en krachtig als volgt formuleren: Elke hulpvrager binnen de gezondheidszorg moet het mogelijk gemaakt worden om zijn leven waardig door te kunnen maken met een optimaal bereikbare kwaliteit van leven. Om deze doelstelling te bereiken is een enorm groot netwerk rondom de hulpvrager opgebouwd. We kunnen hierbij denken aan familie, vrienden, kennissen, vrijwilligers; behandelaren, deskundigen op het gebied van verplegen, verzorgen, ondersteunen en begeleiden. Dikwijls zien we dat deze betrokkenen en de hulpvrager zelf georganiseerd zijn om de belangen te behartigen. De direct betrokkenen op de gestelde hulpvraag worden ondersteund en begeleid om het hier boven gestelde doel te kunnen bereiken. We kunnen hierbij denken aan ondersteunende diensten, alsook managers, directies en raden van bestuur. Die op hun beurt ook weer ondersteund en begeleid worden door hun belangenorganisatie. Om de hierboven geformuleerde doelstelling te kunnen realiseren zijn ook buiten de gezondheidszorginstellingen mensen actief. We kunnen hierbij denken aan zorgverzekeraars, opleidingsinstellingen, politici (regering en volksvertegenwoordiging) die ondersteund worden door medewerkenden en het ambtenarenapparaat. Door de inzet en betrokkenheid van al deze mensen die hun handelen en denken toetsen aan de bovengenoemde doelstelling kan gesteld worden dat de hulpvrager duidelijk baat heeft bij de inzet van al deze mensen. Gesteld kan dan ook worden dat het denken en handelen getoetst wordt aan de hier genoemde doelstelling en dat zij de norm zijn bij de evaluaties. Wanneer we echter het boek bestuderen: Beroepszeer -waarom Nederland niet goed werkt- (uitgegeven door Uitgeverij Boom, 2005) is er toch een en ander goed mis binnen de gezondheidszorg. Het heeft er dan ook toe geleid dat er een beweging op gang kwam van Beroepszeer naar Beroepseer (07-04-2006). Dat zo’n beweging er is gekomen is positief, dat zij echter nodig is kan moeilijk als positief geduid worden. De reacties op hun website http://www.beroepseer.nl maakt een en ander duidelijk. Het is natuurlijk mooi dat er allerlei mooie woorden worden gesproken en goede voornemens gemaakt. Essentieel is echter dat er concreet beleid gemaakt wordt en dat deze binnen alle betrokken instanties die invloed uitoefenen op het gebied van de gezondheidszorg worden geïmplementeerd. Dat deze vervolgens doorlopend getoetst en geëvalueerd worden aan de hand van de vraag: Wordt de hulpvrager door onze visie en handelswijze het mogelijk gemaakt zijn leven waardig door te kunnen maken met een optimaal bereikbare kwaliteit van leven? Het uitgangspunt van al deze instanties zou dienen te zijn: INTEGRALE SOLIDARITEIT, INTEGRALE VERANTWOORDELIJKHEID, DUS INTEGRALE ETHIEK. Zover ik kan beoordelen als ervaringsdeskundige en verpleegkundige kom ik tot de conclusie dat het daar compleet aan ontbreekt. De betrokkenen, ieder van uit de eigen positie en verantwoordelijkheden zijn ervan overtuigd dat zij solidair zijn, verantwoordelijk voelen en ethisch juist handelen en denken als het om de vraag gaat: Maak ik (maken wij) het mede mogelijk dat de hulpvrager een leefwereld wordt aangeboden die hem mogelijk maakt zijn leven waardig door te kunnen maken met een optimaal bereikbare kwaliteit van leven. Hun visie en hun handelen worden intern getoetst en geëvalueerd en er vindt geen toetsing plaats van ‘buiten’. De uiteenlopende ‘afdelingen’ laten op dit punt geen ‘buitenstaanders’ toe, zeker niet de hulpvrager zelf. We zien dan ook dat de uiteenlopende ‘afdelingen’ zich op afzonderlijke eilandjes bevinden die onvoldoende transparant zijn naar de ‘buitenwereld’, laat staan dat er sprake zou zijn van goede samenwerking, daar toch het eigen eilandje beschermd en verdedigd moet worden tegen die ‘anderen’. Hierbij valt wel op dat de ‘werkvloer’ het meest transparant is, maar tevens ook de meest kwetsbare positie heeft binnen het geheel vanwege het gebrek aan kennis, inzicht, assertiviteit om het ‘spel dat boven en buiten haar om gaande is te kunnen doorzien, laat staan te beïnvloeden. De verpleegkundige wordt nog veel te sterk opgeleid om ‘te dienen’, uitvoerend bezig te zijn en veel te weinig om mee te denken binnen het groter geheel. Het kan dan ook niet verbazen dat de verpleegkundige geen enkele beslissingsbevoegdheid die de directe relatie tussen hem en de hulpvrager overstijgt. Opvallend is dan ook wanneer er ergens iets goeds mis gaat dat de deskundigen hun visie geven en dat de verpleegkundige of verzorgende de grote afwezige zijn, of het moet zijn dat zij hun ‘beklag’ mogen doen. Wellicht dat veel jongeren dat goed aanvoelen en dit beroep niet erg in trek is en men ook vreest dat in de toekomst een groot gebrek zal ontstaan aan (leerling) verpleegkundigen en verzorgenden. Ook verpleegkundigen dienen serieus genomen te worden en niet beschouwd te worden als dienend-uitvoerend personeel. Die tijd is echt voorbij. Alleen is dat goed doorgedrongen en wordt daar dan vervolgens beleidsmatig aan gewerkt. Dat menig verpleegkundige afnokt omdat er sprake is van onbegrip, onvoldoende communicatie, niet serieus genomen voelen hetgeen leid tot wantrouwen en frustraties kan echt niet meer verbazen dunkt mij. Ik pleit zoals reeds uit de aanhef van mijn schrijven blijkt voor een INTEGRALE ETHIEK binnen de gezondheidszorg. Als leraar denk ik dan aan goed opgezet lesmateriaal en dat de cursussen gegeven worden door vakbekwame leraren. Het dient in deze, naar mijn mening, verplichte cursussen te gaan om INTEGRALE SOLIDARITEIT, INTEGRALE VERANTWOORDELIJKHEID, DUS INTEGRALE ETHIEK. Het lijkt mij dat er genoeg kwaliteit te vinden is om een goed doordachte cursus op te zetten en te implementeren. Gedacht kan worden Moreel Beraad. Gevestigd binnen de Universiteit van Maastricht, afdeling Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte. Zelf denk ik o.m. aan het maken van goede casussen met als vertrekpunt de individuele hulpvrager en als basis de voornoemde doelstelling. Zo’n casus zou dan allerlei aspecten moeten laten zien door de ogen van ‘de werkvloer’, manager, raad van bestuur, zorgverzekeraar, politici. Dus de groepen die deze cursus aangeboden wordt zouden gemengd moeten zijn. Een ander punt is dat iedereen buiten de ‘werkvloer’ minimaal 40 uren per jaar, en wel achtereen, met gerichte opdracht op de ‘werkvloer’ werkzaam moet zijn. Zo kan met zien, horen, proeven, voelen, ruiken waarom en voor wie men beslissingen neemt, beleid maakt. WAT VINDT U VAN DIT VOORSTEL. ZINVOL OF ZINLOOS? ALS U HET NIET ZINVOL VINDT, WAAROM NIET? ALS U HET WEL ZINVOL VINDT WAT KUNT U, EN GAAT U CONCREET DOEN, EN BINNEN WELKE TIJDSPLANNING, AANZETTEN GEVEN DAT EEN DERGELIJK PROGRAMMA GEMAAKT WORDT EN GEIMPLEMENTEERD ALS VERPLICHTE LESSTOF? Uw antwoord tegemoet ziend teken ik met hoogachting en vriendelijke groet, Binjamin Heyl Kikkenstein 2026 1104 TA Amsterdam. Binjamin Heyl Says: May 21st, 2007 at 23:12 IMPRESSIE EN CONCLUSIE VAN HET SYMPOSIUM: GEKOOIDE PROFESSIE? Samen werken aan beroepseer 21 mei 2007. Ieder zal vanuit zijn eigen invalshoek dit symposium ervaren hebben en derhalve zullen er uiteenlopende conclusies zijn getrokken. Samenvattend kan gesteld worden dat de vraagstelling vanuit verschillende invalshoeken belicht werd en dat iedereen, zowel de inleiders als de overige deelnemers duidelijk van ‘goede wil’ waren. Het geeft hoop voor de toekomst voor de beweging van beroepszeer naar beroepseer. Thijs Jansen van de Stichting Beroepseer beet de spits af en bracht onder meer het volgende onder de aandacht: Er is sprake van beroepszeer en hij noemde enkele oorzaken: De bureaucratie die voor de professionals belemmerend werkt. Er wordt dan ook nog al eens gesproken over: ‘registratiegekte’ en ‘papierziekte’; een toenemende werkdruk die leidt dat in de zorg en onderwijs door een groot aantal professionals nogal somber tegen de toekomst aangekeken wordt. Hier komt bij dat nogal eens ervaren wordt dat de professionals over het hoofd gezien worden en dat anderen het beleid bepalen. Deze ontwikkeling komt ook tot uiting in het taalgebruik zoals efficiëntie en de productie moet omhoog. Woorden als bezieling en (mede)menselijkheid komen daardoor in de verdrukking. Wanneer ik mij beperk tot het beroep van verpleegkundige heb ik de indruk dat het volgende beeld is ontstaan, alles voor de professionals op de werkvloer, maar vooral niet te veel door de professionals. Deze ontwikkeling gaat, ik trap nu een open deur in, ten koste van de hulpvrager. Die zo wordt door alle betrokkenen binnen de gezondheidszorg gesteld: Altijd centraal staat en recht heeft op humane en professionele zorg. Wanneer we ervan uitgaan dat zowel de professionals, managers, raden van bestuur, zorgverzekeraars, ambtenaren, politici van goede wil zijn en de hulpvrager centraal stellen kan niet anders gesteld worden dat er iets goed mis is binnen de gezondheidszorg. Het gevaar bestaat dat de vinger naar elkaar gewezen wordt en op dit symposium werd duidelijk dat we niet in deze valkuil dienen te trappen. Telkens werd dan ook benadrukt dat we met elkaar in dialoog moeten, moeten waken voor ‘vijandsdenken’. Belangrijk uitgangspunt binnen de dialoog moet zijn dat we erkennen dat er iets goed mis is. Wanneer we met z’n allen er van uitgaan dat de doelstelling van de gezondheidszorg is: Elke hulpvrager binnen de gezondheidszorg moet het mogelijk gemaakt worden om zijn leven waardig door te kunnen maken met een optimaal bereikbaar kwaliteit van leven, is dit het toetsings- en evaluatiecriterium voor alle betrokkenen, dunkt mij. Gezien de hierboven ontwikkelingen spreek ik van een ‘gebroken ethiek’. Dit omdat elke groep binnen de gezondheidszorg haar beleid intern toetst en evalueert en dit op te grote afstand van de ‘werkvloer’. Ik weet niet of bij alle betrokken instanties er intern sprake is van moreel beraad: Geleide discussie over een ethische kwestie aan de hand van een casus om te komen tot een goed afgewogen en beargumenteerde visie aan de hand van de eigen waardeoriëntaties en van de anderen. Binnen verscheidene gezondheidszorginstellingen is er een dergelijk moreel beraad en we zien dat deze naar binnen gericht is en niet overstijgend: Bijvoorbeeld is een te grote werkdruk en een te ver doorgevoerde bureaucratie ethisch verantwoord? Mijn stelling is dat ook verpleegkundigen op de werkvloer mede verantwoordelijk zijn dat er sprake is van beroepszeer doordat er niet duidelijk geprotesteerd is om de in gang gezette beleidsontwikkelingen kritisch te bevragen en daar stelling tegen te nemen. We komen dan, als beroepsgroep inderdaad voor de ethische vraag te staan: Moeten wij uitvoeren, of weigeren in het belang van de hulpvrager en onze visie op onze beroepsuitoefening: Hillel zei het als volgt: “Als ik niet in mijn naam spreek, wie zal het dan doen? Maar als ik alleen in mijn naam spreek, wie ben ik dan? En als wij onze stem niet laten horen , wie zal het dan doen? En als we dat niet nu doen, wanneer dan wel? Deze woorden van Hillel dienen alle betrokkenen zich ter harte te nemen. Elke betrokkene, als individu en betrokkenen als groep dienen te spreken als er beleid ontwikkeld is die leidt dat de doelstelling zoals hierboven geformuleerd onder druk komt te staan is verplicht te spreken. We kunnen op dit moment stellen dat er niet, of veel te weinig gesproken is en we daarom geconfronteerd worden met een ‘gebroken ethiek’. Wij staan voor de gezamenlijk opdracht de ‘gebroken ethiek’ te herstellen. Wanneer tijdens het symposium naar voren komt dat het nieuwe kabinet mooie woorden wijdt aan de zorg, maar het de vraag is of dat ook tot uiting komt in het financiële plaatje komt ook hier de vraag van belang. Kan het kabinet op ethische gronden haar beleid rechtvaardigen. Het financiële gebeuren is geen doel op zichzelf, maar een middel om een gesteld doel te realiseren. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zagen we hoe door de bezuinigingen lethargie ontstond. In het Tijdschrift voor Ziekenverpleging 28-01-1986), lezen we: “…De frequentie is zelfs zodanig dat we eraan wennen en het gewoon beginnen te vinden dat er bezuinigd moet worden. Naast deze ‘gewoontebedreiging’ baart ons zorgen, dat er over de directe consequenties van alle bezuinigingen op de patiëntenzorg minder veelvuldig wordt geschreven. In veel gevallen besteedt men er nauwelijks aandacht aan, gefixeerd door getallen en percentages die een begrotingstekort moeten dichten of een budget sluitend moeten maken.â€? Wie sprak er? Een van de sprekers was Prof. Dr. C.P. Sporken, hoogleraar Medische Ethiek: “Wat is bij grensbepalingen inzake gezondheidszorg ethisch verantwoord,â€? en hij stelt: “De onbetaalbaarheid van de gezondheidszorg is geen absoluut gegeven, maar vertoont een duidelijke relatie met andere belangrijke (overheids)uitgaven. De ethische vraag is daarom niet, of er een gelegitimeerd budget voor de gezondheidszorg mag zijn, maar of de afweging tussen gezondheidszorg en andere overheidstaken tot stand komt op grond van kritisch en ethisch verantwoorde waardering van humane waarden en belangen.â€? (TVZ 27-11-1984). We kunnen de vraag stellen wat er in de afgelopen twintig jaar gebeurd is? En waarom het gebeurd is? Hoe en waaraan werd dit denken en handelen getoetst en geëvalueerd? Mogen we stellen dat de afgelopen twintig jaar, op alle fronten sprake was en nog steeds is van een ‘gebroken ethiek’? Mijn antwoord is ja. Dat vele professionals klagen dat zij werkzaam zijn in een “verantwoordingsfabriekâ€? zegt meer dan genoeg. In 2004 was het de CNV Publieke Zaak die ervoor pleitte dat verpleegkundigen en verzorgenden een stem zouden krijgen om de falende zorg aan te pakken. Leon Vincken, vakbondsbestuurder stelde: dat verpleegkundigen en verzorgenden weten welke zorgbehoeften er zijn, maar ze zijn tegelijkertijd de grote afwezigen als er iets aan moet worden gedaan. “Zij zien de kwaliteit door het ijs zakken, maar kunnen er weinig aan doen.â€? Duidelijk is in elk geval dat alle betrokkenen binnen de gezondheidszorg de woorden van Hillel ter harte dienen te nemen en allemaal, gezamenlijk hun stem dienen te verheffen. Dat is de enige weg om de ‘gebroken ethiek’ te herstellen. Elk zwijgen is een aanval op het doel, zoals hierboven geformuleerd, van de gezondheidszorg. Ik roep dus verpleegkundigen, verzorgenden, managers, raden van bestuur, zorgverzekeraars, ambtenaren, de inspectie, politici op het zwijgen te verbreken. Als leraar aan leerling verpleegkundigen heb ik sterk de aandacht gericht op de periode 1933-1945. Waarom? In deze periode zien we hoe maatschappij (waaronder onderwijs en gezondheidszorg) en ethiek tot een dieptepunt konden komen die men niet voor mogelijk hield: Het uitroeien van zieken en gehandicapten (zie het boek: Het vergeten hoofdstuk binnen de geschiedenis van de gezondheidszorg 1933-1945 http://www.servicepost.nl) . Niemand hield het voor mogelijk. Hoevelen riepen en schreeuwden, waar Hillel oproept? Voor mij is de vraag: Tot hoever mogen we als professionals onderwijs en gezondheidszorg aantasten; waar ligt de ethische grens dat wij niet meer mogen uitvoeren, maar de plicht hebben om te weigeren? Waar ligt de ethische grens van het te voeren beleid door zorgverzekeraars, ambtenaren en politici, maar ook managers en raden van bestuur dat zij ethisch gesproken, geen keuze hebben dan te weigeren? Mijn oproep om te komen tot een integrale ethiek, als verplicht onderdeel, is na dit symposium, alleen maar versterkt. Ik hoop dat zowel de minister als de staatssecretaris dit pleidooi inzien en er alles aan doen wat binnen hun vermogen ligt daar beleid op te gaan voeren. Te denken valt aan een commissie te benoemen die een landelijk lesprogramma gaat ontwikkelen en implementeert. Het probleem waar we vandaag voor staan binnen de gezondheidszorg is al zo’n dertig jaar gaande en kennelijk was het niet mogelijk het tij te keren. Ik hoop dat de nieuwe minister en de nieuwe staatssecretaris onder andere werk van maken om de ‘gebroken ethiek’ mee te helpen helen, opdat de volgende dichtregel niet bewaarheid zal worden: Onze dromen zullen wijken voor de feiten, nooit andersom. Nooit andersom. Vanuit mijn traditie en geloofsovertuiging geloof ik dat het onmogelijke mogelijk is, als wij mensen dat maar willen. Als wij willen dat de feiten zullen wijken voor onze dromen. Het is onze menselijke opdracht om feiten te laten wijken voor onze dromen. Wij zijn dat verplicht aan degenen die ons toevertrouwd zijn, verplicht aan onszelf, onze kinderen en kleinkinderen. Binjamin Heyl Kikkenstein 2026 1104 TA Amsterdam b.heyl1@chello.nl